De regeling van het aanmerkelijk belang in de Wet IB 2001 is bedoeld om de voordelen, die een belastingplichtige geniet uit een vennootschap waarin hij een aanmerkelijk belang heeft, te betrekken in de heffing van inkomstenbelasting. Vervreemdingsvoordelen van een aanmerkelijk belang bestaan uit het verschil tussen de overdrachtsprijs en de verkrijgingsprijs. Als bij een vervreemding of een verkrijging een tegenprestatie ontbreekt, geldt de waarde in het economische verkeer ten tijde van de vervreemding of de verkrijging als tegenprestatie.

Onder de verkrijgingsprijs van een aanmerkelijk belang wordt verstaan de tegenprestatie bij de verkrijging, vermeerderd met de ten laste van de verkrijger gekomen kosten. Ook in het geval waarin een doorschuifregeling van toepassing is, wordt de doorgeschoven verkrijgingsprijs vermeerderd met de kosten die de verkrijger bij de doorschuiving maakt.

In de situatie waarin de aandelen in juridisch te fuseren vennootschappen worden gehouden door één persoon en één van die vennootschappen optreedt als verkrijgende rechtspersoon, wordt de verkrijgingsprijs van de aandelen die de aandeelhouder direct na de fusie heeft in de verkrijgende rechtspersoon niet slechts bepaald door de verkrijgingsprijs van de aandelen in de verdwijnende rechtspersoon, maar ook door de verkrijgingsprijs van de aandelen in de verkrijgende rechtspersoon.

Volgens de Hoge Raad vormt een bij de verkrijging van aandelen betaald bedrag aan schenkbelasting geen kostenpost, die in onmiddellijk verband staat met de verkrijging van die aandelen. De verschuldigdheid van schenkbelasting wordt immers opgeroepen door in de persoonlijke sfeer van de verkrijger en de vervreemder gelegen motieven en staat los van de eigenlijke overdracht van de aandelen.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2021883, 19/04234 | 10-06-2021
Print Friendly, PDF & Email